THE DECISION OF THE EUROPEAN COURT OF HUMAN RIGHTS UPON THE APPLICATION AGAINST THE STATE OF NETHERLANDS
On August 21, 2007, the European Court of Human Rights
(The Court) accepted the application. It was
submitted to The Court for adjudication in the matter of:
- THE CONTRIBUTING OF THE DUTCH STATE AND COMPANIES TO GENOCIDE THAT
OCCURRED UNDER REGIME OF SADAM HUSSEIN IN IRAQ AGAINST THE KURDISH PEOPLE.
- THE
BARRING THE PROMOTION BY THE DUTH UNIVERSITIES OF THERE ESTABILISHED
PSEUDO-SCIENTIFIC OPINION IN THE NAME OF LINGUISTICS, HISTORY AND ETHNOLOGY, IN
WHICH THE EXISTENCE OF THE KURDISH PEOPLE IN ANCIENT TIMES HAS BEEN DENIED AND
THE IDENTITY AND CULTURAL-HERITAGE OF THE KURDS HAS BEEN FALSLY ATTRIBUTED TO “IRAQ, IRAN, TURKEY AND SYRIA, THE OCCUPIERS OF KURDISH NATION.
- THE UNJUST TREATMENT OF THE APPLICATION BY THE HIGH COURTS (THE
COUNCIL OF STATE).
The application in The Council of State concerns two proceedings
1. Was against The Dutch Organisation for Scientific Research (NWO)
and four professors, - Prof. Dr. Robert S. P. Beekes of Comparative
Indo-European Linguistics University of Leiden, the Netherlands, - Prof. Dr.
Wilfred H. van Soldt, (Assyriology University of Leiden, - Prof. Dr. Martin van Bruinessen, University of Utrecht Iranian Turks
and Arabic languages and Cultures and - Prof. Dr. Marten Stol, University of
Leiden and Amsterdam Near Eastern civilizations, for their contributing to the
genocide against the Kurdish Nation by false declarations in the proceedings,
and the falsification of ancient Kurdish documents, falsification of the
cultural-historic identity of the Kurdish nation in the name of science.
And unjustly preventing research on ancient Kurdish national identity by the
Institute Elamirkan and preventing international scientific debate.
2. Was against the Dutch
Ministry of Education, Culture and Science and the
Municipality of The Hague for misusing cultural supplies for criminal purposes.
For discriminating against the Kurdish culture, and for the implementation of
the cultural policies of the Turkey within the Netherlands and maintaining
criminal links with Turkish state.
The contributing of the Dutch government and companies to genocide
The Dutch public prosecutor Fred Teeven (Liberal party “VVD”) offered a scapegoat Frans van- Anraat responsible for export trade of the by Dutch VVD-CDA-government’ export agreement “poison gas” with Saddam Hussein of Iraq and called 15 years sentence again him. On 23 December 2005 Frans van Anraat was sentenced to 15-years in jail. On 9 May 2007, the appeal court increased Van-Anraat’s sentence to 17-years.
The crimes convictions of the Dutch state for its support and
selling chemicals to Saddam Hussein for which in the nineteen eighties, the
Minister of Foreign Trade, Frits Bolkestein (VVD party) is responsible. The
Dutch state knew the ingredients was buying will be used to make poison gas and
end in the battlefield, the lethal gas was used in attacks of 16-18 March 1988
on several villages and cities with the intention of wiping out the Kurdish
population on both sides of Iran-Iraq borders. See the reports …...
N.B.Voor het proces maak ik geen gebruik van professionele juristenbijstand omdat bij mijn eerdere beroepprocedures, mijn advocaten zijn door de betreffende overheidinstanties beïnvloed of gedwongen om de rechtzaken doen te mislukken, als volgt:
1. Voor het geding bij de rechtbank te Den Haag, tegen NWO
(Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek), Pro. AWB 05/1023
BESLU, heb ik de Advocatenkantoor Dijkgraaf, aan Hoge Prins Willemstraat 226F,
2584 HX te Den Haag, ingeschakeld om mij bij te staan. Mr. J.P.L.C. Dijkgraaf
heeft een belangrijk document niet naar de rechtbank gestuurd en de klacht
valsheid in geschrifte van de rechtbank achtergehouden en de rechtzaak tot
mislukking wist te leiden.
2. Voor hoger beroep bij Raad van State, inzake NWO, pro.
200604576/1/H2 heb ik Advocatenkantoor Nolet, mr. A. van Harmelen, aan Abraham
Patrasstraat 5, 2595 RC te Den Haag, ingeschakeld om mij bij te staan. Mr. van
Harmelen stelde het hoger beroepschrift en schreef brieven en stuurde ze naar
de Raad van State zonder eerst die inhoudelijk met mij te besproken hebben,
terwijl ik niet eens was met de inhoud er van. Pas 2 dagen nadat ze de brieven
naar de Raad van State gestuurd had, berichte zij mij daarover. Dat was de
aanleiding dat ik haar per brief van 29 september 2006 van zaak gehaald heb.
3. Voor een verzoekschrift tegen
Nederlandse Staat bij Europees Hof voor de Rechten van de Mens, heb ik
Hofwijckadvocaten aan Wassenaarseweg 22, 2596 CH ’s-GRAVENHAGE, Mr. N.
Roodenburg, benaderd. In vervolg afspraken zei dat hij niet de geschikte advocaat
voor deze zaak zouden zijn. Maar hij was wel met zijn collega’s in contact zei
hij zodat een juiste advocaat voor deze zaak zou mij bij kunnen staan en het
dossier aan hem/haar zal doorgeven. Ik heb echter nadrukkelijk hem gevraagd om
met de verlooptermijn voor verzoekschrift bij Europees Hof dat op 07 augustus
2007 afloopt, rekening moest houden en ruim voor die tijd mij over de gang van
zaken berichten. Ondanks zijn enthousiasme heb ik daarna niets van hem
vernomen. Hij was nergens te vinden en op mijn dringende telefonische verzoeken
om mij terug te bellen, reageerde hij niet. Pas op maandag 13 aug 2007, 6 dagen
na de afloop van de termijn voor verzoekschrift, was hij weer telefonisch
bereikbaar. Hij wilde niet uitleggen waarom hij vòòr de afloop van de termijn
niet bereikbaar was en waarom op tijd heeft mij niet gewaarschuwd! Omdat ik met
dat soort praktijken rekening had gehouden, kon ik net op tijd, 03 augustus
2007 het verzoekschrift bij Europees Hof voor de Rechten van de Mens in
Straatsburg, Frankrijk indienen.
Advocaat Dijkgraaf werd bij de Orde van de Advocaten aangeklaagd
Bij brief van 06 juli 2006 is tegen mr. Dijkgraaf bij Orde van Advocaten en
vervolgens bij de Hoge Raad der Nederlanden ingediend, zaak nummer: H.Q.
Berai/Mr. J.P.L.C. Dijkgraaf/ R.2762/06.149. Bij beslissing van 20 december
2006 heeft de plaatsvervangend van de voorzitter van de Raad de klacht op
een belachelijke wijze ongegrond verklaard. Tegen dit besluit is op 02
januari 2007 bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage
verzet getekend. De Raad heeft op 07 mei 2007 het verzet ongegrond verklaard.
Vervolg van het proces tegen NWO, 3 Nederlandse hoogleraren en het proces tegen Ministerie van OCW
Ook tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage in zaak Elamirkan tegen ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen, zaak no. AWB 05/1128; heb ik bij de Raad van State Hoger Beroep getekend. In Hoger Beroep heeft de Raad van State bij uitspraak op 28 februari 2007, het hoger beroep ongegrond verklaard
Bij het Hoger Beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage in
zaak no. AWB 05/1023 van 28 april 2006, heeft de Raad van State bij de
uitspraak op het hoger beroep, op 7 februari 2007, ongegrond verklaard.
Dat was in het geding tegen het Algemeen Bestuur van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en 4 Nederlandse hoogleraren.
De Rechtbank Den Haag, Sector Bestuursrecht, heeft bij uitspraak d.d. 28
april 2006, het beroep tegen de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk
Onderzoek (NWO) gegrond verklaard en daarbij bepaald dat de rechtsgevolgen van
het vernietigde besluit in stand blijven. De rechtbank zelf ontdekte dat het
besluit van NWO onrechtvaardig tot stand was gekomen, de advocaat Dijkgraaf
is hieraan voorbijgegaan. Tegen het in stand blijven van het vernietigde
besluit is bij de Raad van State te Den Haag hoger beroep getekend. Het geding
zal worden behandeld op een zitting van Hoger Beroep in januari 2007.
No comments:
Post a Comment